Statenvertaling

1 Timotheüs 3:5-14 Statenvertaling (SV1750)

5. (Want zo iemand zijn eigen huis niet weet te regeren, hoe zal hij voor de Gemeente Gods zorg dragen?)

6. Geen nieuweling, opdat hij niet opgeblazen worde, en in het oordeel des duivels valle.

7. En hij moet ook een goede getuigenis hebben van degenen, die buiten zijn, opdat hij niet valle in smaadheid, en in den strik des duivels.

8. De diakenen insgelijks moeten eerbaar zijn, niet tweetongig, niet die zich tot veel wijns begeven, geen vuil-gewinzoekers;

9. Houdende de verborgenheid des geloofs in een rein geweten.

10. En dat deze ook eerst beproefd worden, en dat zij daarna dienen, zo zij onbestraffelijk zijn.

11. De vrouwen insgelijks moeten eerbaar zijn, geen lasteressen, wakker, getrouw in alles.

12. Dat de diakenen ener vrouwe mannen zijn, die hun kinderen en hun eigen huizen wel regeren.

13. Want die wel gediend hebben, verkrijgen zichzelven een goeden opgang, en vele vrijmoedigheid in het geloof, hetwelk is in Christus Jezus.

14. Deze dingen schrijf ik u, hopende zeer haast tot u te komen;