1. Voorts dan, broeders, wij bidden en vermanen u in den Heere Jezus, gelijk gij van ons ontvangen hebt, hoe gij moet wandelen en Gode behagen, dat gij daarin meer overvloedig wordt.
2. Want gij weet, wat bevelen wij u gegeven hebben door den Heere Jezus.
3. Want dit is de wil van God, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij;
4. Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer;
5. Niet in kwade beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, die God niet kennen.
6. Dat niemand zijn broeder vertrede, noch bedriege in zijn handeling; want de Heere is een wreker over dit alles, gelijk wij u ook te voren gezegd en betuigd hebben.
7. Want God heeft ons niet geroepen tot onreinigheid, maar tot heiligmaking.