Statenvertaling

1 Samuël 20:38-42 Statenvertaling (SV1750)

38. Wederom riep Jonathan den jongen na: Haast u, spoed u, sta niet stil! De jongen van Jonathan nu raapte den pijl op, en hij kwam tot zijn heer.

39. Doch de jongen wist er niets van; Jonathan en David alleen wisten van de zaak.

40. Toen gaf Jonathan zijn gereedschap aan den jongen, dien hij had; en hij zeide tot hem: Ga heen, breng het in de stad.

41. Als de jongen heenging, zo stond David op van de zuidzijde, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde, en hij boog zich driemaal; en zij kusten elkander, en weenden met elkander, totdat het David gans veel maakte.

42. Toen zeide Jonathan tot David: Ga in vrede; hetgeen wij beiden in den Naam des HEEREN gezworen hebben, zeggende: De HEERE zij tussen mij en tussen u, en tussen mijn zaad en tussen uw zaad, zij tot in eeuwigheid! Daarna stond hij op, en ging heen; en Jonathan kwam in de stad.