Statenvertaling

1 Samuël 19:11-20 Statenvertaling (SV1750)

11. Maar Saul zond boden heen tot Davids huis, dat zij hem bewaarden, en dat zij hem des morgens doodden. Dit gaf Michal, zijn huisvrouw, David te kennen, zeggende: Indien gij uw ziel dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen gedood worden.

12. En Michal liet David door een venster neder, en hij ging heen, en vluchtte, en ontkwam.

13. En Michal nam een beeld, en zij leide het in het bed, en zij leide een geitenvel aan zijn hoofdpeluw, en dekte het met een kleed toe.

14. Saul nu zond boden, om David te halen. Zij dan zeide: Hij is ziek.

15. Toen zond Saul boden, om David te bezien, zeggende: Breng hem op het bed tot mij op, dat men hem dode.

16. Als de boden kwamen, zo ziet, er was een beeld in het bed, en er was een geitenvel aan zijn hoofdpeluw.

17. Toen zeide Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij alzo bedrogen en hebt mijn vijand laten gaan, dat hij ontkomen is? Michal nu zeide tot Saul: Hij zeide tot mij: Laat mij gaan, waarom zou ik u doden?

18. Alzo vluchtte David en ontkwam, en hij kwam tot Samuel te Rama, en hij gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had; en hij en Samuel gingen heen, en zij bleven te Najoth.

19. En men boodschapte Saul, zeggende: Zie, David is te Najoth, bij Rama.

20. Toen zond Saul boden heen, om David te halen; die zagen een vergadering van profeten, profeterende, en Samuel staande, over hen gesteld; en de Geest Gods was over Sauls boden, en die profeteerden ook.