7. En Naaman, en Ahia, en Gera; dezen voerde hij weg; en hij gewon Uzza en Ahihud.
8. En Saharaim gewon kinderen in het land van Moab (nadat hij dezelve weggezonden had) uit Husim en Baara, zijn vrouwen;
9. En uit Hodes, zijn huisvrouw, gewon hij Jobab, en Zibja, en Mesa, en Malcham,
10. En Jeuz, en Sochja, en Mirma; dezen zijn zijne zonen, hoofden der vaderen.
11. En uit Husim gewon hij Abitub en Elpaal.
12. De kinderen van Elpaal nu waren Eber, en Misam, en Semed; deze heeft Ono gebouwd, en Lod en haar onderhorige plaatsen;
13. En Beria, en Sema; dezen waren hoofden der vaderen van de inwoners te Ajalon; dezen hebben de inwoners van Gath verdreven.
14. En Ahjo, Sasak en Jeremoth,
15. En Zebadja, en Arad, en Eder,