Statenvertaling

1 Kronieken 8:3-19 Statenvertaling (SV1750)

3. Bela nu had deze kinderen: Addar, en Gera, en Abihud,

4. En Abisua, en Naaman, en Ahoah,

5. En Gera, en Sefufan, en Huram.

6. Dezen nu zijn de kinderen van Ehud; dezen waren hoofden der vaderen van de inwoners te Geba, en hij voerde hen over naar Manahath;

7. En Naaman, en Ahia, en Gera; dezen voerde hij weg; en hij gewon Uzza en Ahihud.

8. En Saharaim gewon kinderen in het land van Moab (nadat hij dezelve weggezonden had) uit Husim en Baara, zijn vrouwen;

9. En uit Hodes, zijn huisvrouw, gewon hij Jobab, en Zibja, en Mesa, en Malcham,

10. En Jeuz, en Sochja, en Mirma; dezen zijn zijne zonen, hoofden der vaderen.

11. En uit Husim gewon hij Abitub en Elpaal.

12. De kinderen van Elpaal nu waren Eber, en Misam, en Semed; deze heeft Ono gebouwd, en Lod en haar onderhorige plaatsen;

13. En Beria, en Sema; dezen waren hoofden der vaderen van de inwoners te Ajalon; dezen hebben de inwoners van Gath verdreven.

14. En Ahjo, Sasak en Jeremoth,

15. En Zebadja, en Arad, en Eder,

16. En Michael, en Jispa, en Joha waren kinderen van Beria.

17. En Zebadja, en Mesullam, en Hizki, en Heber,

18. En Jismerai, en Jizlia en Jobab, de kinderen van Elpaal.

19. En Jakim, en Zichri, en Zabdi,