68. En Jokmeam en haar voorsteden, en Beth-horon en haar voorsteden,
69. En Ajalon en haar voorsteden, en Gath-rimmon en haar voorsteden.
70. En uit den halven stam van Manasse: Aner en haar voorsteden, en Bileam en haar voorsteden. De huisgezinnen der overige kinderen van Kahath hadden deze steden:
71. De kinderen van Gerson hadden van de huisgezinnen van den halven stam van Manasse: Golan in Basan en haar voorsteden, en Astharoth, en haar voorsteden.
72. En van den stam van Issaschar: Kedes en haar voorsteden, Dobrath en haar voorsteden,
73. En Ramoth en haar voorsteden, en Anem en haar voorsteden.
74. En van den stam van Aser: Masal en haar voorsteden, en Abdon en haar voorsteden,
75. En Hukok en haar voorsteden, en Rehob en haar voorsteden.
76. En van den stam van Nafthali: Kedes in Galilea, en haar voorsteden, en Hammon en haar voorsteden, en Kirjathaim en haar voorsteden.
77. De overige kinderen van Merari hadden van den stam van Zebulon: Rimmono en haar voorsteden, Thabor en haar voorsteden;
78. En aan gene zijde van de Jordaan tegen Jericho, tegen het oosten aan de Jordaan, van den stam van Ruben: Bezer in de woestijn, en haar voorsteden, en Jahza en haar voorsteden,
79. En Kedemoth en haar voorsteden, en Mefaath en haar voorsteden;
80. En van den stam van Gad: Ramoth in Gilead, en haar voorsteden, en Mahanaim en haar voorsteden,
81. En Hesbon en haar voorsteden, en Jaezer en haar voorsteden.