Statenvertaling

1 Kronieken 6:46-63 Statenvertaling (SV1750)

46. Den zoon van Amzi, den zoon van Bani, den zoon van Semer,

47. Den zoon van Maheli, den zoon van Musi, den zoon van Merari, den zoon van Levi.

48. Hun broeders nu, de Levieten, waren gegeven tot allerlei dienst des tabernakels van het huis Gods.

49. Aaron nu en zijn zonen rookten op het altaar des brandoffers, en op het reukaltaar, zijnde besteld tot al het werk van het heilige der heiligen, en om over Israel verzoening te doen, naar alles wat Mozes, de knecht Gods, geboden had.

50. Dit nu zijn de kinderen van Aaron: Eleazar, was zijn zoon; Pinehas zijn zoon; Abisua zijn zoon;

51. Bukki zijn zoon; Uzzi zijn zoon; Serahja zijn zoon;

52. Merajoth zijn zoon; Amarja zijn zoon; Ahitub zijn zoon;

53. Zadok zijn zoon; Ahimaaz zijn zoon.

54. En dit waren hun woningen, naar hun kastelen, in hun landpalen, namelijk van de zonen van Aaron, van het huisgezin der Kahathieten, want dat lot was voor hen.

55. En zij gaven hun Hebron, in het land van Juda, en haar voorsteden rondom dezelve.

56. Maar het veld der stad, en haar dorpen, gaven zij Kaleb, den zoon van Jefunne.

57. En den kinderen van Aaron gaven zij steden van Juda, de vrijstad Hebron, en Libna en haar voorsteden, en Jattir en Esthemoa, en haar voorsteden,

58. En Hilen en haar voorsteden, en Debir en haar voorsteden,

59. En Asan en haar voorsteden, en Beth-semes en haar voorsteden.

60. Van den stam van Benjamin nu: Geba en haar voorsteden, en Allemeth en haar voorsteden, en Anathoth en haar voorsteden. Al hun steden, in hun huisgezinnen, waren dertien steden.

61. Maar de kinderen van Kahath, die overgebleven waren, hadden van het huisgezin van den stam, uit den halven stam van half Manasse, bij het lot, tien steden.

62. En de kinderen van Gerson, naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den stam van Manasse in Basan, dertien steden.

63. De kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, hadden van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, bij het lot, twaalf steden.