2. De kinderen van Kahath nu waren Amram, Jizhar, en Hebron, en Uzziel.
3. En de kinderen van Amram waren Aaron, en Mozes en Mirjam; en de kinderen van Aaron waren Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar.
4. En Eleazar gewon Pinehas, Pinehas gewon Abisua;
5. En Abisua gewon Bukki, en Bukki gewon Uzzi;
6. En Uzzi gewon Zerahja, en Zerahja gewon Merajoth;
7. En Merajoth gewon Amarja, en Amarja gewon Ahitub;
8. En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Ahimaaz;
9. En Ahimaaz gewon Azarja, en Azarja gewon Johanan;
10. En Johanan gewon Azarja. Hij is het, die het priesterambt bediende in het huis, dat Salomo te Jeruzalem gebouwd had.
11. En Azarja gewon Amarja, en Amarja gewon Ahitub;
12. En Ahitub gewon Zadok, en Zadok gewon Sallum;
13. En Sallum gewon Hilkia, en Hilkia gewon Azarja;
14. En Azarja gewon Seraja, en Seraja gewon Jozadak;
15. En Jozadak ging mede, als de HEERE Juda en Jeruzalem gevankelijk wegvoerde door de hand van Nebukadnezar.
16. Zo zijn dan de kinderen van Levi: Gerson, Kahath en Merari.
17. En dit zijn de namen der zonen van Gerson: Libni en Simei.
18. En de kinderen van Kahath waren Amram, en Jizhar, en Hebron, en Uzziel.