Statenvertaling

1 Kronieken 6:15-31 Statenvertaling (SV1750)

15. En Jozadak ging mede, als de HEERE Juda en Jeruzalem gevankelijk wegvoerde door de hand van Nebukadnezar.

16. Zo zijn dan de kinderen van Levi: Gerson, Kahath en Merari.

17. En dit zijn de namen der zonen van Gerson: Libni en Simei.

18. En de kinderen van Kahath waren Amram, en Jizhar, en Hebron, en Uzziel.

19. De kinderen van Merari waren Maheli en Musi. En dit zijn de huisgezinnen der Levieten, naar hun vaderen.

20. Van Gerson: zijn zoon was Libni; zijn zoon Jahath; zijn zoon Zimma;

21. Zijn zoon Joah; zijn zoon Iddo; zijn zoon Zerah; zijn zoon Jeathrai.

22. De kinderen van Kahath waren: zijn zoon Amminadab; zijn zoon Korah; zijn zoon Assir;

23. Zijn zoon Elkana; en zijn zoon Ebjasaf; en zijn zoon Assir;

24. Zijn zoon Tahath; zijn zoon Uriel; zijn zoon Uzzia, en zijn zoon Saul.

25. De kinderen van Elkana nu waren Amasia en Ahimoth.

26. Elkana; dezes zoon was Elkana; zijn zoon was Zofai; en zijn zoon was Nahath;

27. Zijn zoon Eliab; zijn zoon Jeroham; zijn zoon Elkana.

28. De zonen van Samuel nu waren dezen: zijn eerstgeborene was Vasni, daarna Abia.

29. De kinderen van Merari waren Maheli; zijn zoon Libni; zijn zoon Simei; zijn zoon Uzza;

30. Zijn zoon Simea; zijn zoon Haggija; zijn zoon Asaja.

31. Dezen nu zijn het, die David gesteld heeft tot het ambt des gezangs in het huis des HEEREN, nadat de ark tot rust gekomen was.