Statenvertaling

1 Kronieken 2:7-20 Statenvertaling (SV1750)

7. En de kinderen van Charmi waren Achan, de beroerder van Israel, die zich aan het verbannene vergreep.

8. De kinderen van Ethan nu waren Azaria.

9. En de kinderen van Hezron, die hem geboren zijn, waren Jerahmeel, en Ram, en Chelubai.

10. Ram nu gewon Amminadab, en Amminadab gewon Nahesson, den vorst der kinderen van Juda;

11. En Nahesson gewon Salma, en Salma gewon Boaz,

12. En Boaz gewon Obed, en Obed gewon Isai,

13. En Isai gewon Eliab, zijn eerstgeborene, en Abinadab, den tweede, en Simea, den derde,

14. Nethaneel, den vierde, Raddai, den vijfde,

15. Ozem, den zesde, David, den zevende.

16. En hun zusters waren Zeruja en Abigail. De kinderen nu van Zeruja waren Abisai, en Joab, en Asa-el; drie.

17. En Abigail baarde Amasa; en de vader van Amasa was Jether, een Ismaeliet.

18. Kaleb nu, de zoon van Hezron, gewon kinderen uit Azuba, zijn vrouw, en uit Jerioth. En de zonen van deze zijn: Jeser, en Sobab, en Ardon.

19. Als nu Azuba gestorven was, zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur.

20. En Hur gewon Uri, en Uri gewon Bezaleel.