Statenvertaling

1 Kronieken 2:4-13 Statenvertaling (SV1750)

4. Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf.

5. De kinderen van Perez waren Hezron en Hamul.

6. En de kinderen van Zerah waren Zimri, en Ethan, en Heman, en Chalcol, en Dara. Deze allen zijn vijf.

7. En de kinderen van Charmi waren Achan, de beroerder van Israel, die zich aan het verbannene vergreep.

8. De kinderen van Ethan nu waren Azaria.

9. En de kinderen van Hezron, die hem geboren zijn, waren Jerahmeel, en Ram, en Chelubai.

10. Ram nu gewon Amminadab, en Amminadab gewon Nahesson, den vorst der kinderen van Juda;

11. En Nahesson gewon Salma, en Salma gewon Boaz,

12. En Boaz gewon Obed, en Obed gewon Isai,

13. En Isai gewon Eliab, zijn eerstgeborene, en Abinadab, den tweede, en Simea, den derde,