Statenvertaling

1 Kronieken 2:38-53 Statenvertaling (SV1750)

38. En Obed gewon Jehu, en Jehu gewon Azaria,

39. En Azaria gewon Helez, en Helez gewon Elasa,

40. En Elasa gewon Sismai, en Sismai gewon Sallum,

41. En Sallum gewon Jekamja, en Jekamja gewon Elisama.

42. De kinderen van Kaleb nu, den broeder van Jerahmeel, zijn Mesa, zijn eerstgeborene (die is de vader van Zif), en de kinderen van Maresa, den vader van Hebron.

43. De kinderen van Hebron nu waren Korah, en Tappuah, en Rekem, en Sema.

44. Sema nu gewon Raham, den vader van Jorkeam, en Rekem gewon Sammai.

45. De kinderen van Sammai nu waren Maon; en Maon was de vader van Beth-zur.

46. En Efa, het bijwijf van Kaleb, baarde Haran, en Moza, en Gazez; en Haran gewon Gazez.

47. De kinderen van Jochdai nu waren Regem, en Jotham, en Gesan, en Pelet, en Efa, en Saaf.

48. Uit het bijwijf Maacha gewon Kaleb: Seber en Tirhana.

49. En de huisvrouw van Saaf, den vader van Madmanna, baarde Seva, den vader van Machbena, en den vader van Gibea; en de dochter van Kaleb was Achsa.

50. Dit waren de kinderen van Kaleb, den zoon van Hur, den eerstgeborene van Efratha: Sobal, de vader van Kirjath-jearim;

51. Salma, de vader der Bethlehemieten; Haref, de vader van Beth-gader.

52. De kinderen van Sobal, den vader van Kirjath-jearim, waren Haroe en Hazihammenuchoth.

53. En de geslachten van Kirjath-jearim waren de Jithrieten, en de Futhieten, en de Sumathieten, en de Misraieten; van dezen zijn uitgegaan de Zoraieten en de Esthaolieten.