Statenvertaling

1 Kronieken 2:24-36 Statenvertaling (SV1750)

24. En na den dood van Hezron, in Kaleb-efratha, heeft Abia, Hezrons huisvrouw, hem ook gebaard Asschur, de vader van Thekoa.

25. De kinderen van Jerahmeel nu, den eerstgeborene van Hezron, waren deze: de eerstgeborene was Ram, daartoe Buna, en Oren, en Ozem en Ahia.

26. Jerahmeel had nog een andere vrouw, welker naam was Atara; zij was de moeder van Onam.

27. En de kinderen van Ram, den eerstgeborene van Jerahmeel waren Maaz, en Jamin, en Eker.

28. En de kinderen van Onam waren Sammai en Jada. En de kinderen van Sammai: Nadab en Abisur.

29. De naam nu der huisvrouw van Abisur was Abihail: die baarde hem Achban en Molid.

30. En de kinderen van Nadab waren Seled en Appaim; en Seled stierf zonder kinderen.

31. En de kinderen van Appaim waren Jisei; en de kinderen van Jisei waren Sesan; en de kinderen van Sesan, Achlai.

32. En de kinderen van Jada, den broeder van Sammai, waren Jether en Jonathan; en Jether is gestorven zonder kinderen.

33. De kinderen van Jonathan nu waren Peleth en Zaza. Dit waren de kinderen van Jerahmeel.

34. En Sesan had geen zonen, maar dochteren. En Sesan had een Egyptischen knecht, wiens naam was Jarha.

35. Sesan nu gaf zijn dochter aan zijn knecht Jarha tot een vrouw; en zij baarde hem Attai.

36. Attai nu gewon Nathan, en Nathan gewon Zabad,