Statenvertaling

1 Kronieken 16:27-38 Statenvertaling (SV1750)

27. Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en vrolijkheid zijn in Zijn plaats.

28. Geeft den HEERE, gij, geslachten der volken, geeft den HEERE eer en sterkte.

29. Geeft den HEERE de eer Zijns Naams, brengt offer, en komt voor Zijn aangezicht; aanbidt den HEERE in de heerlijkheid des heiligdoms.

30. Schrikt voor Zijn aangezicht, gij, gehele aarde! Ook zal de wereld bevestigd worden, dat zij niet bewogen worde.

31. Dat de hemelen zich verblijden, en de aarde verheuge zich, en dat men onder de heidenen zegge: De HEERE regeert.

32. Dat de zee bruise met haar volheid, dat het veld huppele van vreugde, met al wat daarin is.

33. Dan zullen de bomen des wouds juichen voor het aangezicht des HEEREN, omdat Hij komt, om de aarde te richten.

34. Looft den HEERE, want Hij is goed, want Zijn goedertierenheid is tot in eeuwigheid.

35. En zegt: Verlos ons, o God onzes heils, en verzamel ons, en red ons van de heidenen, dat wij Uw heiligen Naam loven, en dat wij ons Uws lofs roemen.

36. Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid tot eeuwigheid! En al het volk zeide: Amen! en het loofde den HEERE.

37. Alzo liet hij daar, voor de ark des verbonds des HEEREN, Asaf en zijn broederen, om geduriglijk te dienen voor de ark, naardat op elken dag besteld was.

38. Obed-edom nu, met hunlieder broederen, waren acht en zestig; en hij stelde Obed-edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa, tot poortiers;