Statenvertaling

1 Kronieken 16:2-11 Statenvertaling (SV1750)

2. Als David het brandoffer en de dankofferen geeindigd had te offeren, zo zegende hij het volk in den Naam des HEEREN.

3. En hij deelde een iegelijk in Israel, van den man tot de vrouw, een iegelijk een bol broods, en een schoon stuk vlees, en een fles wijn.

4. En hij stelde voor de ark des HEEREN sommigen uit de Levieten tot dienaars, en dat, om den HEERE, den God Israels, te vermelden, en te loven, en te prijzen.

5. Asaf was het hoofd, en Zecharja de tweede na hem; Jeiel, en Semiramoth, en Jehiel, en Mattithja, en Eliab, en Benaja, en Obed-edom, en Jeiel, met instrumenten der luiten en met harpen; en Asaf liet zich horen met cimbalen;

6. Maar Benaja en Jahaziel, de priesters, steeds met trompetten voor de ark des verbonds van God.

7. Te dienzelven dage gaf David ten eerste dezen psalm, om den HEERE te loven, door den dienst van Asaf, en zijn broederen.

8. Looft den HEERE, roept Zijn Naam aan, maakt Zijn daden bekend onder de volken.

9. Zingt Hem, psalmzingt Hem, spreekt aandachtelijk van al Zijn wonderwerken.

10. Roemt u in den Naam Zijner heiligheid; dat zich het hart dergenen, die den HEERE zoeken, verblijde.

11. Vraagt naar den HEERE en Zijn sterkte, zoekt Zijn aangezicht geduriglijk.