Statenvertaling

1 Kronieken 11:29-47 Statenvertaling (SV1750)

29. Sibbechai, de Husathiet; Ilai, de Ahohiet;

30. Maharai, de Netofathiet; Heled, de zoon van Baana, de Netofathiet;

31. Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; Benaja, de Pirhathoniet;

32. Hurai, van de beken van Gaas; Abiel; de Arbathiet;

33. Azmaveth, de Baharumiet; Eljahba, de Saalboniet;

34. Van de kinderen van Hasem, den Gizoniet, was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet;

35. Ahiam, de zoon van Sachar, de Harariet; Elifal, de zoon van Ur;

36. Hefer, de Mecherathiet; Ahia, de Peloniet;

37. Hezro, de Karmeliet; Naari, de zoon van Ezbai;

38. Joel, de broeder van Nathan; Mibhar, de zoon van Geri;

39. Zelek, de Ammoniet; Nahrai, de Berothiet, wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja;

40. Ira, de Jithriet; Gareb, de Jithriet;

41. Uria, de Hethiet; Zabad, de zoon van Ahlai;

42. Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was het hoofd der Rubenieten; nochtans waren er dertig boven hem;

43. Hanan, de zoon van Maacha, en Josafat, de Mithniet;

44. Uzzia, de Asterathiet; Sama, en Jeiel, de zoon van Hotham, den Aroeriet;

45. Jediael, de zoon van Simri, en Joha, zijn broeder, de Tiziet;

46. Eliel, Hammahavim en Jeribai, en Josavia, de zonen van Elnaam; en Jithma, de Moabiet;

47. Eliel en Obed, en Jaaziel van Mezobaja.