28. Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; Abiezer, de Anathothiet;
29. Sibbechai, de Husathiet; Ilai, de Ahohiet;
30. Maharai, de Netofathiet; Heled, de zoon van Baana, de Netofathiet;
31. Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; Benaja, de Pirhathoniet;
32. Hurai, van de beken van Gaas; Abiel; de Arbathiet;
33. Azmaveth, de Baharumiet; Eljahba, de Saalboniet;
34. Van de kinderen van Hasem, den Gizoniet, was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet;
35. Ahiam, de zoon van Sachar, de Harariet; Elifal, de zoon van Ur;
36. Hefer, de Mecherathiet; Ahia, de Peloniet;
37. Hezro, de Karmeliet; Naari, de zoon van Ezbai;
38. Joel, de broeder van Nathan; Mibhar, de zoon van Geri;
39. Zelek, de Ammoniet; Nahrai, de Berothiet, wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja;
40. Ira, de Jithriet; Gareb, de Jithriet;
41. Uria, de Hethiet; Zabad, de zoon van Ahlai;
42. Adina, de zoon van Siza, de Rubeniet, was het hoofd der Rubenieten; nochtans waren er dertig boven hem;
43. Hanan, de zoon van Maacha, en Josafat, de Mithniet;