Statenvertaling

1 Kronieken 11:22-40 Statenvertaling (SV1750)

22. Benaja, de zoon van Jojada, de zoon eens dapperen mans van Kabzeel, was groot van daden; hij versloeg twee sterke leeuwen van Moab; ook ging hij af, en versloeg een leeuw in het midden des kuils, in den sneeuwtijd.

23. Hij versloeg ook een Egyptischen man, een man van grote lengte, van vijf ellen; en die Egyptenaar had een spies in de hand, als een weversboom; maar hij ging tot hem af met een staf, en rukte de spies uit de hand des Egyptenaars, en hij doodde hem met zijn eigen spies.

24. Deze dingen deed Benaja, de zoon van Jojada; dies had hij een naam onder die drie helden.

25. Ziet, hij was de heerlijkste van die dertig; nochtans kwam hij tot aan de drie niet. En David stelde hem over zijn trawanten.

26. De helden nu der heiren waren: Asahel, de broeder van Joab; Elhanan, de zoon van Dodo, van Bethlehem;

27. Sammoth, de Harodiet; Helez, de Peloniet;

28. Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; Abiezer, de Anathothiet;

29. Sibbechai, de Husathiet; Ilai, de Ahohiet;

30. Maharai, de Netofathiet; Heled, de zoon van Baana, de Netofathiet;

31. Ithai, de zoon van Ribai, van Gibea der kinderen Benjamins; Benaja, de Pirhathoniet;

32. Hurai, van de beken van Gaas; Abiel; de Arbathiet;

33. Azmaveth, de Baharumiet; Eljahba, de Saalboniet;

34. Van de kinderen van Hasem, den Gizoniet, was Jonathan, de zoon van Sage, de Harariet;

35. Ahiam, de zoon van Sachar, de Harariet; Elifal, de zoon van Ur;

36. Hefer, de Mecherathiet; Ahia, de Peloniet;

37. Hezro, de Karmeliet; Naari, de zoon van Ezbai;

38. Joel, de broeder van Nathan; Mibhar, de zoon van Geri;

39. Zelek, de Ammoniet; Nahrai, de Berothiet, wapendrager van Joab, den zoon van Zeruja;

40. Ira, de Jithriet; Gareb, de Jithriet;