Statenvertaling

1 Kronieken 1:8-22 Statenvertaling (SV1750)

8. De kinderen van Cham waren Cusch en Mitsraim, Put, en Kanaan.

9. En de kinderen van Cusch waren Seba, en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha; en de kinderen van Raema waren Scheba en Dedan.

10. Cusch nu gewon Nimrod; die begon geweldig te zijn op aarde.

11. En Mitsraim gewon de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,

12. En de Pathrusieten, en de Casluchieten, (van welke de Filistijnen zijn voortgekomen) en de Cafthorieten.

13. Kanaan nu gewon Sidon, zijn eerstgeborene, en Heth,

14. En den Jebusiet, en den Amoriet, en den Girgasiet,

15. En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet,

16. En den Arvadiet, en den Zemariet, en den Hamathiet.

17. De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.

18. Arfachsad nu gewon Selah, en Selah gewon Heber.

19. Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in zijn dagen het aardrijk verdeeld is, en de naam zijns broeders was Joktan.

20. En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah,

21. En Hadoram, en Uzal, en Dikla,

22. En Ebal, en Abimael, en Scheba,