Statenvertaling

1 Kronieken 1:41-52 Statenvertaling (SV1750)

41. De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en Cheran.

42. De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran.

43. Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba.

44. En Bela stierf, en Jobab regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra.

45. En Jobab stierf, en Husam, uit het land der Themanieten, regeerde in zijn plaats.

46. En Husam stierf, en Hadad, de zoon van Bedad, regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg; en de naam zijner stad was Avith.

47. En Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn plaats.

48. En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier, regeerde in zijn plaats.

49. En Saul stierf, en Baal-hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.

50. Als Baal-hanan stierf, zo regeerde Hadad in zijn plaats, en de naam zijner stad was Pahi, en de naam zijner huisvrouw was Mehetabeel, de dochter van Matred, dochter van Mee-sahab.

51. Toen Hadad stierf, zo werden vorsten in Edom: de vorst Timna, de vorst Alja, de vorst Jetheth,

52. De vorst Aholi-bama, de vorst Ela, de vorst Pinon,