Statenvertaling

1 Kronieken 1:33-49 Statenvertaling (SV1750)

33. De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura.

34. Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel.

35. En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah.

36. De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek.

37. De kinderen van Rehuel waren Nahath, Zerah, Samma en Mizza.

38. De kinderen van Seir nu waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan.

39. De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna.

40. De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en Ana.

41. De kinderen van Ana waren Dison; en de zonen van Dison waren Hamram, en Esban, en Jithran, en Cheran.

42. De kinderen van Ezer waren Bilhan, en Zaavan, en Jaakan. De kinderen van Disan waren Uz en Aran.

43. Dit nu zijn de koningen, die geregeerd hebben in het land van Edom, eer er een koning regeerde over de kinderen Israels: Bela, de zoon van Beor; en de naam zijner stad was Dinhaba.

44. En Bela stierf, en Jobab regeerde in zijn plaats, een zoon van Zerah, van Bozra.

45. En Jobab stierf, en Husam, uit het land der Themanieten, regeerde in zijn plaats.

46. En Husam stierf, en Hadad, de zoon van Bedad, regeerde in zijn plaats, die de Midianieten in het veld van Moab versloeg; en de naam zijner stad was Avith.

47. En Hadad stierf, en Samla, van Masreka, regeerde in zijn plaats.

48. En Samla stierf, en Saul, van Rehoboth aan de rivier, regeerde in zijn plaats.

49. En Saul stierf, en Baal-hanan, de zoon van Achbor, regeerde in zijn plaats.