Statenvertaling

1 Kronieken 1:27-40 Statenvertaling (SV1750)

27. Abram; die is Abraham.

28. De kinderen van Abraham waren Izak en Ismael.

29. Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam,

30. Misma en Duma, Massa, Hadad en Thema,

31. Jetur, Nafis, en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael.

32. De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan.

33. De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura.

34. Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel.

35. En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah.

36. De kinderen van Elifaz waren Theman, en Omar, Zefi, en Gaetham, Kenaz, en Timna, en Amalek.

37. De kinderen van Rehuel waren Nahath, Zerah, Samma en Mizza.

38. De kinderen van Seir nu waren Lotan, en Sobal, en Zibeon, en Ana, en Dison, en Ezer, en Disan.

39. De kinderen van Lotan nu waren Hori en Homam; en de zuster van Lotan was Timna.

40. De kinderen van Sobal waren Aljan, en Manahath, en Ebal, Sefi en Onam; en de kinderen van Zibeon waren Aja en Ana.