Statenvertaling

1 Kronieken 1:17-35 Statenvertaling (SV1750)

17. De kinderen van Sem waren Elam, en Assur, en Arfachsad, en Lud, en Aram, en Uz, en Hul, en Gether, en Mesech.

18. Arfachsad nu gewon Selah, en Selah gewon Heber.

19. Aan Heber nu zijn twee zonen geboren; de naam des enen was Peleg, omdat in zijn dagen het aardrijk verdeeld is, en de naam zijns broeders was Joktan.

20. En Joktan gewon Almodad, en Selef, en Hazarmaveth, en Jerah,

21. En Hadoram, en Uzal, en Dikla,

22. En Ebal, en Abimael, en Scheba,

23. En Ofir, en Havila, en Jobab. Alle dezen waren zonen van Joktan.

24. Sem, Arfachsad, Selah,

25. Heber, Peleg, Rehu,

26. Serug, Nahor, Terah,

27. Abram; die is Abraham.

28. De kinderen van Abraham waren Izak en Ismael.

29. Dit zijn hun geboorten: de eerstgeborene van Ismael was Nebajoth, en Kedar, en Adbeel, en Mibsam,

30. Misma en Duma, Massa, Hadad en Thema,

31. Jetur, Nafis, en Kedma; deze zijn de kinderen van Ismael.

32. De kinderen nu van Ketura, Abrahams bijwijf: die baarde Zimram, en Joksan, en Medan, en Midian, en Isbak, en Suah. En de kinderen van Joksan waren Scheba en Dedan.

33. De kinderen van Midian nu waren Efa, en Efer, en Henoch, en Abida, en Eldaa. Die allen waren zonen van Ketura.

34. Abraham nu gewon Izak. De zonen van Izak waren Ezau en Israel.

35. En de kinderen van Ezau: Elifaz, Rehuel, en Jehus, en Jaelam, en Korah.