Statenvertaling

1 Koningen 4:1-10 Statenvertaling (SV1750)

1. Alzo was de koning Salomo koning over gans Israel.

2. En deze waren de vorsten, die hij had: Azaria, de zoon van Zadok, was opperambtman.

3. Elihoref, en Ahia, de zoon van Sisa, waren schrijvers; Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier.

4. En Benaja, de zoon van Jojada, was over het heir; en Zadok en Abjathar waren priesters.

5. En Azaria, de zoon van Nathan, was over de bestelmeesters; en Zabud, de zoon van Nathan, was overambtman, des konings vriend.

6. En Ahisar was hofmeester; en Adoniram, de zoon van Abda, was over de schatting.

7. En Salomo had twaalf bestelmeesters over gans Israel, die den koning en zijn huis verzorgden; voor elk was een maand in het jaar om te verzorgen.

8. En dit zijn hun namen: de zoon van Hur was in het gebergte van Efraim.

9. De zoon van Deker in Makaz, en in Saalbim, en Beth-semes, en Elon-beth-hanan.

10. De zoon van Hesed in Arubboth; hij had daartoe Socho en het ganse land Hefer.