Statenvertaling

1 Corinthiërs 3:3-12 Statenvertaling (SV1750)

3. Want gij zijt nog vleselijk; want dewijl onder u nijd is, en twist, en tweedracht, zijt gij niet vleselijk, en wandelt gij niet naar den mens?

4. Want als de een zegt: Ik ben van Paulus; en een ander: Ik ben van Apollos; zijt gij niet vleselijk?

5. Wie is dan Paulus, en wie is Apollos, anders dan dienaars, door welke gij geloofd hebt, en dat, gelijk de Heere aan een iegelijk gegeven heeft?

6. Ik heb geplant, Apollos heeft nat gemaakt; maar God heeft den wasdom gegeven.

7. Zo is dan noch hij, die plant, iets, noch hij, die nat maakt, maar God, Die den wasdom geeft.

8. En die plant, en die nat maakt, zijn een; maar een iegelijk zal zijn loon ontvangen naar zijn arbeid.

9. Want wij zijn Gods medearbeiders; Gods akkerwerk, Gods gebouw zijt gij.

10. Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester het fondament gelegd; en een ander bouwt daarop. Maar een iegelijk zie toe, hoe hij daarop bouwe.

11. Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.

12. En indien iemand op dit fondament bouwt: goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen;