NBG-vertaling 1951

Titus 2:7-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. houd (hun) in uzelf een voorbeeld voor van goede werken, zuiverheid in de leer, waardigheid,

8. een gezonde prediking, waarop niets valt aan te merken, opdat de tegenstander tot zijn beschaming niets ongunstigs van ons hebbe te zeggen.

9. De slaven moeten hun meesters onderdanig zijn in alles, het hun naar de zin maken zonder tegenspraak,

10. of oneerlijkheid, maar alle goede trouw bewijzen, om de leer van God, onze Heiland, in alles tot sieraad te strekken.

11. Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen,

12. om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven,

13. verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus,