13. Vrouwe Dwaasheid is luidruchtig,enkel onverstand, en zij weet niets;
14. zij zit bij de deur van haar huisop een zetel op de hoogten der stad
15. om te nodigen wie op de weg voorbijgaan,die hun paden recht maken:
16. Wie onverstandig is, kere zich hierheen;is iemand verstandeloos, dan zegt zij:
17. Gestolen water is zoet,heimelijk gegeten brood is smakelijk.
18. Maar hij weet niet, dat daar schimmen zijn,dat haar genodigden zijn in de diepten van het dodenrijk.