NBG-vertaling 1951

Spreuken 30:25-32 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

25. de mieren zijn een volk zonder kracht,toch bereiden zij hun spijs in de zomer;

26. de klipdassen zijn een machteloos volk,toch maken zij hun woning in de rots;

27. de sprinkhanen hebben geen koning,toch trekken zij gezamenlijk in goede orde op;

28. de hagedis kan men met de hand grijpen,toch is zij in des konings paleizen.

29. Deze drie hebben een statige tred,ja, vier een statige gang:

30. de leeuw, de held onder de dieren,die voor niets of niemand terugdeinst;

31. de windhond, of de geiteboken een koning wiens krijgsvolk met hem is.

32. Hetzij gij u ondoordacht verheft,hetzij wel overwogen: de hand op de mond!