NBG-vertaling 1951

Spreuken 29:15-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

15. Roede en bestraffing geven wijsheid,maar een aan zichzelf overgelaten knaapmaakt zijn moeder te schande.

16. Als de goddelozen talrijk worden, neemt de overtreding toe,maar de rechtvaardigen verlustigen zich in hun val.

17. Tuchtig uw zoon, en hij zal u rust bereidenen u vreugde verschaffen.

18. Indien openbaring ontbreekt, verwildert het volk,maar heil hem die de wet bewaart.

19. Met woorden wordt een slaaf niet in tucht gehouden,want al verstaat hij ze, hij stoort zich er niet aan.

20. Ziet gij iemand die met zijn woorden te haastig is,voor een dwaas is meer hoop dan voor hem.

21. Wie zijn slaaf van jongs af verwent,voor die zal het einde weerbarstigheid zijn.

22. Een opvliegend man verwekt twisten de driftkop begaat vele misdaden.

23. Eens mensen hoogmoed vernedert hem,maar een nederige van geest zal eer ontvangen.

24. Wie met een dief deelt, haat zichzelf;al hoort hij de vloek, toch geeft hij de zaak niet aan.

25. Vrees voor mensen spant een strik,maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar.

26. Velen zoeken de gunst van een heerser,maar van de Here ontvangt de mens zijn recht.

27. Een booswicht is de rechtvaardigen een gruwel,wie recht is van wandel, is een gruwel voor de goddeloze.