NBG-vertaling 1951

Spreuken 28:1-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De goddeloze gaat op de vlucht, zonder dat iemand vervolgt,maar de rechtvaardige voelt zich veilig als een jonge leeuw.

2. Door opstandigheid van het land zijn zijn vorsten vele,maar door een man van inzicht en verstandheeft het recht een lange duur.

3. Een arm man, die geringen verdrukt,is een wegspoelende regen, zodat er geen brood is.

4. Wie de wet verzaken, prijzen de goddeloze;maar wie de wet betrachten, ergeren zich aan hen.

5. Boze lieden verstaan het recht niet,maar wie de Here zoeken, verstaan alles.

6. Beter een arme die in oprechtheid wandelt,dan iemand die verkeerde wegen gaat, al is hij rijk.

7. Wie de wet betracht, is een verstandig zoon,maar wie het met de doorbrengers houdt,maakt zijn vader te schande.

8. Wie zijn vermogen door rente en woeker vermeerdert,verzamelt het voor hem die zich over de geringen ontfermt.

9. Wie zijn oor afwendt van het horen der wet,diens gebed zelfs is een gruwel.

10. Wie de oprechten op een slechte weg voert,zal in zijn eigen kuil vallen,maar de rechtschapenen zullen geluk beërven.

11. Een rijk man moge wijs zijn in eigen ogen,een arme die verstandig is, doorziet hem wel.

12. Als de rechtvaardigen juichen, is de heerlijkheid groot,maar als de goddelozen tot macht komen,verbergen zich de mensen.