NBG-vertaling 1951

Spreuken 26:1-5 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Evenmin als sneeuw in de zomer, en regen in de oogsttijd,past eer bij een dwaas.

2. Gelijk een mus wegfladdert en een zwaluw heenvliegt,zo is een ongegronde vloek: hij treft geen doel.

3. De zweep is voor het paard, de teugel voor de ezel,en de roede voor de rug der dwazen.

4. Antwoord een zot niet naar zijn dwaasheid,opdat gijzelf hem niet gelijk wordt.

5. Antwoord een zot naar zijn dwaasheid,opdat hij niet wijs zij in eigen oog.