NBG-vertaling 1951

Spreuken 25:16-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Hebt gij honig gevonden, eet zoveel als u voldoende is,opdat gij er niet te veel van krijgt en het uitspuwt.

17. Zet uw voet niet te dikwijls in het huis van uw naaste,opdat hij niet genoeg van u krijge en u hate.

18. Een knots en een zwaard en een scherpe pijl,zo is iemand die als vals getuige optreedt tegen zijn naaste.

19. Als een afbrekende tand en een zwikkende voetis het vertrouwen op een trouweloze ten dage der benauwdheid.

20. Als iemand die een kleed uittrektop een koude dag, als azijn op loog,is wie liedjes zingt bij een treurig hart.

21. Indien uw vijand honger heeft, geef hem brood te eten,indien hij dorst heeft, geef hem water te drinken;

22. want dan hoopt gij vurige kolen op zijn hoofd,en de Here zal het u vergelden.

23. De noordenwind verwekt stortregen,heimelijk gepraat toornige aangezichten.

24. Beter te wonen op een hoek van het dakdan met een twistzieke vrouwin een gemeenschappelijke woning.

25. Goede tijding uit verren landeis koel water voor een dorstige ziel.

26. Een troebel gemaakte fontein en een verontreinigde bron,zo is de rechtvaardige die voor de goddeloze wankelt.

27. Veel honig eten is niet goed,maar het doorvorsen van zware dingen is een eer.