NBG-vertaling 1951

Spreuken 17:6-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. De kroon der ouden zijn kindskinderenen de eer der kinderen zijn hun ouders.

7. Een groot woord past niet aan een dwaas,hoeveel te minder leugentaal aan een edele.

8. Het geschenk is in de ogen van zijn bezitter een kostbare steen,hij is voorspoedig waarheen hij zich ook wendt.

9. Wie een overtreding bedekt, jaagt liefde na;maar wie een zaak ophaalt, brengt scheiding tussen vrienden.

10. Een berisping maakt op de verstandige meer indrukdan honderd slagen op een zot.

11. De wederspannige zoekt slechts het kwade,maar tegen hem zal een onbarmhartige bode worden gezonden.

12. Laat een van jongen beroofde berin iemand tegenkomen,maar niet een zot in zijn dwaasheid.

13. Wie kwaad voor goed vergeldt,het kwaad zal van zijn huis niet wijken.

14. Het begin van een twist is als het doorsteken van een waterkering;laat dus af van twist, voordat hij losbreekt.

15. Wie een goddeloze vrijspreekten wie een rechtvaardige veroordeelt,deze beiden zijn de Here een gruwel.

16. Wat baat de koopprijs in de hand van de dwaasom wijsheid te kopen, daar hij immers geen verstand heeft?

17. Een vriend heeft te allen tijde lief,maar een broeder wordt voor de nood geboren.

18. Een verstandeloos mens is hij, die handslag geeft,die zich borg stelt voor zijn naaste.

19. Wie twist liefheeft, heeft overtreding lief;wie een grote mond opzet, zoekt verderf.

20. De verkeerde van hart vindt geen geluk,de valse van tong valt in het ongeluk.

21. Wie een zot verwekt, die wordt het tot kwelling,de vader van een dwaas zal zich niet verheugen.

22. Een vrolijk hart bevordert de genezing,maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren.