NBG-vertaling 1951

Richteren 9:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Abimelek nu, de zoon van Jerubbaäl, begaf zich naar Sichem naar de broeders zijner moeder en hij zeide tot hen en tot het gehele geslacht van de familie zijner moeder:

2. Spreekt toch ten aanhoren van al de burgers van Sichem: wat is voor u het beste, dat zeventig mannen over u heersen, al de zonen van Jerubbaäl, of dat één man over u heerst? En bedenkt, dat ik uw eigen vlees en bloed ben.

3. Toen zeiden de broeders zijner moeder dit alles over hem ten aanhoren van al de burgers van Sichem, en dezen kozen partij voor Abimelek, want zij zeiden: Hij is onze broeder.

4. Daarop gaven zij hem zeventig zilverstukken uit de tempel van Baäl-Berit, en Abimelek huurde daarmee lichtzinnige en vermetele mannen, die hem volgden;

5. en gekomen in het huis van zijn vader te Ofra, doodde hij zijn broeders, de zonen van Jerubbaäl, zeventig man, op één steen. Maar Jotam, de jongste zoon van Jerubbaäl, bleef gespaard, want hij had zich verborgen.

6. Toen verzamelden zich al de burgers van Sichem en geheel Bet-Millo, gingen heen en riepen Abimelek tot koning uit bij de terebint van het gedenkteken te Sichem.

7. Toen men dit aan Jotam had meegedeeld, ging hij bovenop de berg Gerizim staan, verhief zijn stem en riep hun toe: Luistert naar mij, gij burgers van Sichem, en God zal naar u luisteren.

8. Eens begaven de bomen zich op weg om een koning over zich te zalven en zij zeiden tot de olijfboom: wees toch koning over ons!

9. Maar de olijfboom zeide tot hen: zou ik de vettigheid prijsgeven, welke God en mensen in mij eren, om te gaan zweven boven de bomen?

10. Toen zeiden de bomen tot de vijgeboom: welaan, wees gij koning over ons!