NBG-vertaling 1951

Richteren 19:24-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

24. Zie, mijn dochter, die een maagd is, en zijn bijvrouw wil ik wel naar buiten brengen; verkracht haar en doet met haar wat gij wilt, maar met deze man moet gij deze schandelijke dwaasheid niet begaan.

25. Maar de mannen wilden niet naar hem luisteren. Toen greep de man zijn bijvrouw en bracht haar bij hen buiten, waarop zij gemeenschap met haar hadden en de gehele nacht met haar bezig waren tot de morgen toe. Bij het aanbreken van de dag lieten zij haar gaan.

26. Zo kwam de vrouw, bij het naderen van de morgen, viel neer bij de ingang van het huis van de man, waar haar heer was, (en bleef daar liggen) totdat het licht was geworden.

27. Toen haar heer des morgens was opgestaan, de deuren van het huis opende en naar buiten trad om zijns weegs te gaan, zie, daar lag de vrouw, zijn bijvrouw, bij de ingang van het huis met haar handen op de drempel.

28. En hij zeide tot haar: Sta op, laten wij vertrekken. Maar er kwam geen antwoord. Toen legde de man haar op de ezel, maakte zich reisvaardig en ging naar zijn woonplaats.

29. Thuis gekomen, greep hij een mes, nam zijn bijvrouw, verdeelde haar, lid voor lid, in twaalf stukken en zond haar rond in het gehele gebied van Israël.

30. En ieder die dit zag, zeide: Zo iets is nooit gebeurd noch gezien van de dag af, dat de Israëlieten uit het land Egypte trokken, tot op deze dag. Overlegt het, beraadt u en spreekt!