NBG-vertaling 1951

Richteren 16:19-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Daarop liet zij hem op haar knieën inslapen, riep iemand en liet de zeven vlechten van zijn hoofd afscheren. Zo begon zij hem in bedwang te krijgen, want zijn kracht week van hem.

20. En zij riep: De Filistijnen over u, Simson! Toen ontwaakte hij uit zijn slaap en dacht: evenals de vorige keren zal ik vrijkomen en mij losrukken; maar hij wist niet, dat de Here van hem geweken was.

21. De Filistijnen grepen hem, staken hem de ogen uit, voerden hem naar Gaza en boeiden hem met twee koperen ketenen. En hij moest in de gevangenis de molen draaien.

22. Maar van het ogenblik af, dat zijn hoofdhaar afgeschoren was, begon het weer aan te groeien.

23. Daarop kwamen de stadsvorsten der Filistijnen bijeen om een groot offerfeest te vieren voor hun god Dagon en om vrolijk te zijn; zij zeiden: Onze god gaf Simson, onze vijand, in onze macht.

24. En toen het volk hem zag, loofden zij hun god, terwijl zij riepen: Onze god gaf onze vijand in onze macht, de verwoester van ons land, die velen van ons gedood heeft.

25. Toen zij in een vrolijke stemming gekomen waren, zeiden zij: Roept Simson om ons te vermaken. En zij lieten Simson uit de gevangenis halen en hij vermaakte hen; men gaf hem een plaats tussen de zuilen.

26. Toen zeide Simson tot de jongen die hem bij de hand hield: Laat mij los en laat mij de pilaren tasten, waarop het gebouw rust, om daartegen te kunnen leunen.