NBG-vertaling 1951

Richteren 13:9-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. En God verhoorde de bede van Manoach, zodat de Engel Gods wederom tot de vrouw kwam, toen zij in het veld vertoefde en haar man Manoach niet bij haar was.

10. Daarop liep de vrouw haastig heen om het haar man mee te delen, en zeide tot hem: Zie, de man die onlangs tot mij kwam, is mij verschenen.

11. En Manoach stond op, volgde zijn vrouw, en bij die man gekomen, zeide hij tot hem: Zijt gij de man, die tot deze vrouw gesproken heeft? En hij zeide: Ja.

12. Toen zeide Manoach: Wanneer uitkomt, wat gij gezegd hebt, hoe moeten dan de leefwijze en het werk van de jongen zijn? De Engel des Heren zeide tot Manoach:

13. De vrouw neme zich in acht voor alles, wat ik haar genoemd heb.

14. Zij mag niets eten, dat van de wijnstok afkomstig is; wijn of bedwelmende drank mag zij niet drinken en niets onreins eten. Zij moet alles in acht nemen, wat ik haar geboden heb.

15. En Manoach zeide tot de Engel des Heren: Wij zouden u gaarne hier houden en een geitebokje voor u bereiden.

16. Maar de Engel des Heren zeide tot Manoach: Al zoudt gij mij ook hier houden, van uw spijze zal ik niet eten. Maar indien gij het bereiden wilt, offer het als een brandoffer aan de Here. Manoach immers wist niet, dat het de Engel des Heren was.

17. Daarop zeide Manoach tot de Engel des Heren: Hoe is uw naam, want, wanneer uitkomt, wat gij gezegd hebt, dan willen wij u eren.

18. Maar de Engel des Heren zeide tot hem: Waarom vraagt gij toch naar mijn naam? Immers, die is wonderbaar.