44. Hij veranderde hun Nijlwater in bloed,en hun stromen, zodat zij niet konden drinken.
45. Hij zond steekvliegen onder hen, die hen verteerden,en kikvorsen, die hen verdierven;
46. Hij gaf hun gewas aan de kaalvreteren hun opbrengst aan de sprinkhaan.
47. Hij verdierf hun wijnstok door de hagelen hun moerbeivijgeboom door de ijzel;