NBG-vertaling 1951

Psalmen 5:5-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Want Gij zijt geen God, aan wie goddeloosheid behaagt,geen boze zal bij U vertoeven;

6. de verdwaasden houden geen stand voor uw ogen,Gij haat alle bedrijvers van ongerechtigheid;

7. Gij richt te gronde de leugensprekers,de Here verafschuwt de man van bloed en bedrog.

8. Maar ik zal, dank zij uw grote goedertierenheid,uw huis binnengaan,mij nederbuigen naar uw heilige tempel in vreze voor U.

9. Here, leid mij door uw gerechtigheidom mijner belagers wil;effen uw weg voor mijn aangezicht.

10. Want in hun mond is niets betrouwbaar,hun binnenste is enkel verderf,hun keel is een open graf,zij maken hun tong glad.

11. Doe hen boeten, o God,laat hen vallen door hun eigen overleggingen,verstoot hen om hun vele overtredingen;want zij zijn wederspannig tegen U.

12. Maar verheugen zullen zich allen die bij U schuilen,altoos zullen zij jubelen, daar Gij hen beschermt,en in U zullen juichen wie uw naam liefhebben.

13. Want Gij zegent de rechtvaardige, o Here,Gij omgeeft hem met welbehagen als met een schild.