NBG-vertaling 1951

Numeri 4:9-16 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. Dan zullen zij een blauwpurperen kleed nemen en daarmee de kandelaar voor het licht bedekken met zijn lampen, snuiters, bakjes, en al zijn gerei voor de olie, waarvan men zich daarbij bedient,

10. en zij zullen hem met al zijn gerei plaatsen op een bedekking van tachasvel en op een draagbaar zetten.

11. Over het gouden altaar zullen zij een blauwpurperen kleed spreiden en dit bedekken met een bedekking van tachasvel en de draagstokken aanbrengen.

12. Dan zullen zij al het dienstgerei nemen, waarmee zij in het heilige dienst doen en dat op een blauwpurperen kleed plaatsen en het bedekken met een bedekking van tachasvel en op een draagbaar plaatsen.

13. En het altaar zullen zij van as reinigen, er een roodpurperen kleed overheen spreiden,

14. en daarop leggen al zijn gerei, waarvan men zich daarbij bedient, de vuurpannen, de vorken, de scheppen, de sprengbekkens, al het gerei van het altaar, en daarover een bedekking van tachasvel spreiden, en de draagstokken aanbrengen.

15. Als Aäron en zijn zonen bij het opbreken van de legerplaats gereed zijn met het bedekken van het heilige en al het heilige gerei, dan zullen daarna de Kehatieten binnengaan om het te dragen; zij zullen echter het heilige niet aanraken, want dan zouden zij sterven. Dit is hetgeen de Kehatieten aan de tent der samenkomst te dragen hebben.

16. En Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heeft het toezicht op de olie voor het licht, het welriekend reukwerk, het dagelijkse spijsoffer en de zalfolie; hij heeft het toezicht op de gehele tabernakel en alles wat daarin is, zowel het heilige als zijn gerei.