NBG-vertaling 1951

Numeri 4:16-36 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. En Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heeft het toezicht op de olie voor het licht, het welriekend reukwerk, het dagelijkse spijsoffer en de zalfolie; hij heeft het toezicht op de gehele tabernakel en alles wat daarin is, zowel het heilige als zijn gerei.

17. En de Here sprak tot Mozes en Aäron:

18. Laat de stam van de geslachten der Kehatieten niet uitgeroeid worden uit de Levieten.

19. Maar dit zult gij voor hen doen, opdat zij blijven leven en niet sterven, wanneer zij de allerheiligste dingen naderen. Aäron en zijn zonen zullen naar binnen gaan en hun een plaats aanwijzen, ieder bij hetgeen hij te doen of te dragen heeft.

20. Maar zij zullen niet naar binnen gaan, zodat zij het heilige ook maar voor een ogenblik zien, want dan zouden zij sterven.

21. En de Here sprak tot Mozes:

22. Neem ook het aantal op van de Gersonieten naar hun families en geslachten:

23. van dertig jaar oud en daarboven tot vijftig jaar oud zult gij hen tellen, ieder, die dienstplichtig is om arbeid te verrichten in de tent der samenkomst.

24. Dit zal de dienst van de geslachten der Gersonieten zijn bij het dienen en het dragen:

25. zij zullen dragen de tentkleden van de tabernakel en de tent der samenkomst, de bedekking daarvan en de bedekking van tachasvel, die daar overheen ligt, het voorhangsel voor de ingang van de tent der samenkomst,

26. de gordijnen van de voorhof en het voorhangsel van de ingang van de poort van de voorhof, die bij de tabernakel en het altaar rondom is, met de bijbehorende touwen en al hun dienstgereedschap en alles wat daaraan te doen is, daarbij zullen zij dienst doen.

27. Naar het bevel van Aäron en zijn zonen zal de gehele dienst der Gersonieten verricht worden, bij al hun dragen en bij al hun dienen; gij zult hun als taak aanwijzen alles wat zij moeten dragen.

28. Dit is de dienst van de geslachten der Gersonieten aan de tent der samenkomst en hun taak onder leiding van Itamar, de zoon van de priester Aäron.

29. Wat de Merarieten betreft, hen zult gij tellen naar hun geslachten en families;

30. van dertig jaar oud en daarboven tot vijftig jaar oud zult gij hen tellen, ieder, die dienstplichtig is om de arbeid te verrichten aan de tent der samenkomst.

31. En dit is hun taak in het dragen, wat betreft al hun dienst aan de tent der samenkomst: de planken van de tabernakel, zijn balken, zijn pilaren, zijn voetstukken,

32. de pilaren van de voorhof rondom met de voetstukken, de pinnen en de touwen, al het bijbehorende gereedschap en alles wat daaraan te doen is; en bij name zult gij het gereedschap noemen, dat zij moeten dragen.

33. Dit is de dienst van de geslachten der Merarieten naar al hun dienst aan de tent der samenkomst, onder leiding van Itamar, de zoon van de priester Aäron.

34. Toen Mozes met Aäron en de hoofden der vergadering de Kehatieten telde naar hun geslachten en families,

35. van dertig jaar oud en daarboven tot vijftig jaar oud, ieder, die dienstplichtig was tot de arbeid aan de tent der samenkomst,

36. waren hun getelden naar hun geslachten tweeduizend zevenhonderd vijftig;