NBG-vertaling 1951

Numeri 27:6-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. En de Here zeide tot Mozes:

7. De dochters van Selofchad hebben gelijk; gij zult haar voorzeker erfelijk bezit onder de broeders van haar vader geven, en gij zult het erfdeel van haar vader op haar doen overgaan.

8. En tot de Israëlieten zult gij aldus spreken: Wanneer iemand sterft zonder een zoon te hebben, dan zult gij zijn erfdeel op zijn dochter doen overgaan.

9. Heeft hij geen dochter, dan zult gij zijn erfdeel aan zijn broeders geven.

10. Heeft hij geen broeders, dan zult gij zijn erfdeel aan de broeders van zijn vader geven.

11. En heeft zijn vader geen broeders, dan zult gij zijn erfdeel geven aan de naaste bloedverwant uit zijn geslacht, opdat die het bezitte. En dit zal voor de Israëlieten tot een rechtsinzetting zijn, zoals de Here aan Mozes geboden heeft.

12. En de Here zeide tot Mozes: Beklim dit gebergte Abarim, en aanschouw het land, dat Ik de Israëlieten gegeven heb.

13. Als gij het aanschouwd hebt, dan zult ook gij tot uw voorgeslacht vergaderd worden, zoals uw broeder Aäron;

14. omdat gij in de woestijn Sin, toen de vergadering opstandig was, mijn bevel om Mij voor hun ogen bij het water te heiligen, weerstreefd hebt. Dat is het water van Meribat-Kades in de woestijn Sin.

15. Toen sprak Mozes tot de Here:

16. De Here, de God der geesten van alle levende schepselen, stelle over de vergadering een man,

17. die voor hun aangezicht uitgaat en die voor hun aangezicht ingaat, en die hen doet uittrekken en hen weer terugbrengt, opdat de vergadering des Heren niet zij als schapen die geen herder hebben.