NBG-vertaling 1951

Numeri 27:5-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. Toen bracht Mozes haar rechtsvraag voor het aangezicht des Heren.

6. En de Here zeide tot Mozes:

7. De dochters van Selofchad hebben gelijk; gij zult haar voorzeker erfelijk bezit onder de broeders van haar vader geven, en gij zult het erfdeel van haar vader op haar doen overgaan.

8. En tot de Israëlieten zult gij aldus spreken: Wanneer iemand sterft zonder een zoon te hebben, dan zult gij zijn erfdeel op zijn dochter doen overgaan.

9. Heeft hij geen dochter, dan zult gij zijn erfdeel aan zijn broeders geven.

10. Heeft hij geen broeders, dan zult gij zijn erfdeel aan de broeders van zijn vader geven.

11. En heeft zijn vader geen broeders, dan zult gij zijn erfdeel geven aan de naaste bloedverwant uit zijn geslacht, opdat die het bezitte. En dit zal voor de Israëlieten tot een rechtsinzetting zijn, zoals de Here aan Mozes geboden heeft.

12. En de Here zeide tot Mozes: Beklim dit gebergte Abarim, en aanschouw het land, dat Ik de Israëlieten gegeven heb.

13. Als gij het aanschouwd hebt, dan zult ook gij tot uw voorgeslacht vergaderd worden, zoals uw broeder Aäron;