NBG-vertaling 1951

Numeri 27:1-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En de dochters van Selofchad, de zoon van Chefer, de zoon van Gilead, de zoon van Makir, de zoon van Manasse, van de geslachten van Manasse, de zoon van Jozef – en dit zijn de namen van zijn dochters: Machla, Noa, Chogla, Milka en Tirsa – naderden

2. en stelden zich vóór Mozes en de priester Eleazar en de vorsten en de gehele vergadering aan de ingang van de tent der samenkomst en zeiden:

3. Onze vader is in de woestijn gestorven, hoewel hij niet behoorde tot de bende, die tegen de Here samenspande, tot de bende van Korach, maar om zijn eigen zonde is hij gestorven, en hij had geen zonen.

4. Waarom zal de naam van onze vader uit het midden der geslachten verdwijnen, daar hij geen zoon heeft? Geef ons bezit onder de broeders van onze vader.

5. Toen bracht Mozes haar rechtsvraag voor het aangezicht des Heren.

6. En de Here zeide tot Mozes:

7. De dochters van Selofchad hebben gelijk; gij zult haar voorzeker erfelijk bezit onder de broeders van haar vader geven, en gij zult het erfdeel van haar vader op haar doen overgaan.

8. En tot de Israëlieten zult gij aldus spreken: Wanneer iemand sterft zonder een zoon te hebben, dan zult gij zijn erfdeel op zijn dochter doen overgaan.

9. Heeft hij geen dochter, dan zult gij zijn erfdeel aan zijn broeders geven.

10. Heeft hij geen broeders, dan zult gij zijn erfdeel aan de broeders van zijn vader geven.

11. En heeft zijn vader geen broeders, dan zult gij zijn erfdeel geven aan de naaste bloedverwant uit zijn geslacht, opdat die het bezitte. En dit zal voor de Israëlieten tot een rechtsinzetting zijn, zoals de Here aan Mozes geboden heeft.

12. En de Here zeide tot Mozes: Beklim dit gebergte Abarim, en aanschouw het land, dat Ik de Israëlieten gegeven heb.

13. Als gij het aanschouwd hebt, dan zult ook gij tot uw voorgeslacht vergaderd worden, zoals uw broeder Aäron;

14. omdat gij in de woestijn Sin, toen de vergadering opstandig was, mijn bevel om Mij voor hun ogen bij het water te heiligen, weerstreefd hebt. Dat is het water van Meribat-Kades in de woestijn Sin.

15. Toen sprak Mozes tot de Here: