NBG-vertaling 1951

Numeri 23:7-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Toen hief hij zijn spreuk aan en zeide:Uit Aram voerde mij Balak, Moabs koning, uit de bergen van het Oosten:Kom, vervloek mij Jakob, en kom, verwens Israël.

8. Hoe zal ik vervloeken, die God niet vervloekt? Hoe zal ik verwensen, die de Here niet verwenst?

9. Want van der rotsen top zie ik hem, van de heuvelen aanschouw ik hem. Zie, een volk, dat alleen woont en onder de natiën zich niet rekent.

10. Wie telt het stof van Jakob en wie berekent de drommen van Israël? Sterve ik zelf de dood der oprechten en zij mijn einde daaraan gelijk!

11. Toen zeide Balak tot Bileam: Wat hebt gij mij gedaan? Om mijn vijanden te vervloeken heb ik u gehaald en zie, gij hebt juist gezegend.

12. Maar hij antwoordde en zeide: Zal ik niet nauwgezet spreken, wat de Here in mijn mond legt?

13. Balak dan zeide tot hem: Ga toch met mij mee naar een andere plaats, vanwaar gij het (volk) zien kunt; gij ziet slechts het uiterste deel ervan, maar in zijn geheel ziet gij het niet; vervloek het mij dan vandaar.