NBG-vertaling 1951

Numeri 18:1-7 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De Here nu zeide tot Aäron: Gij en uw zonen en uw familie met u zult de ongerechtigheid, tegen het heiligdom begaan, dragen; en gij en uw zonen zult de ongerechtigheid, in uw priesterambt begaan, dragen.

2. Doe ook uw broederen, de stam Levi, de stam van uw vader, met u naderen, opdat zij zich bij u aansluiten en u, zowel als uw zonen dienen, vóór de tent der getuigenis;

3. opdat zij hun taak vervullen jegens u, zowel als hun taak met betrekking tot de gehele tent; tot het gerei van het heiligdom en tot het altaar echter, zullen zij niet naderen, opdat zij niet sterven, niet alleen zij, maar ook gij;

4. en opdat zij zich bij u aansluiten en hun taak vervullen met betrekking tot de tent der samenkomst naar de gehele dienst der tent; maar een onbevoegde zal tot u niet naderen.

5. Gij echter zult uw taak vervullen met betrekking tot het heilige en het altaar, opdat er geen toorn meer op de Israëlieten ruste.

6. Zie, Ik zelf heb uw broederen, de Levieten, uit de Israëlieten genomen als een geschenk voor u, als gegevenen aan de Here, om de dienst aan de tent der samenkomst te verrichten;

7. maar gij en uw zonen met u zult uw priesterambt vervullen in alles wat bij het altaar behoort en bij hetgeen achter het voorhangsel is, en daarbij dienst doen; als een dienst, die een geschenk is, geef Ik u uw priesterambt; maar de onbevoegde, die nadert, zal ter dood gebracht worden.