NBG-vertaling 1951

Numeri 13:4-20 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. En dit zijn hun namen: van de stam Ruben Sammua, de zoon van Zakkur;

5. van de stam Simeon Safat, de zoon van Chori;

6. van de stam Juda Kaleb, de zoon van Jefunne;

7. van de stam Issakar Jigal, de zoon van Josef;

8. van de stam Efraïm Hosea, de zoon van Nun;

9. van de stam Benjamin Palti, de zoon van Rafu;

10. van de stam Zebulon Gaddiël, de zoon van Sodi;

11. van de stam Jozef, van de stam Manasse Gaddi, de zoon van Susi;

12. van de stam Dan Ammiël, de zoon van Gemalli;

13. van de stam Aser Setur, de zoon van Michaël;

14. van de stam Naftali Nachbi, de zoon van Wofsi;

15. van de stam Gad Geüel, de zoon van Maki.

16. Dit zijn de namen der mannen, die Mozes uitzond om het land te verspieden; en Mozes noemde Hosea, de zoon van Nun, Jozua.

17. Mozes dan zond hen uit om het land Kanaän te verspieden en zeide tot hen: Trekt hier het Zuiderland in en trekt op naar het bergland,

18. en ziet, hoe het land is, en of het volk dat erin woont, sterk is of zwak, klein of talrijk;

19. en of het land, waarin het woont, goed is of slecht, hoe de steden zijn, waarin het woont, of het in legerplaatsen woont dan wel in vestingen,

20. en of het land vet is of schraal, of er bomen op staan of niet. Weest moedig en neemt van de vrucht des lands mede. Het was toen juist de tijd der eerste druiven.