4. En dit zijn hun namen: van de stam Ruben Sammua, de zoon van Zakkur;
5. van de stam Simeon Safat, de zoon van Chori;
6. van de stam Juda Kaleb, de zoon van Jefunne;
7. van de stam Issakar Jigal, de zoon van Josef;
8. van de stam Efraïm Hosea, de zoon van Nun;
9. van de stam Benjamin Palti, de zoon van Rafu;
10. van de stam Zebulon Gaddiël, de zoon van Sodi;
11. van de stam Jozef, van de stam Manasse Gaddi, de zoon van Susi;
12. van de stam Dan Ammiël, de zoon van Gemalli;
13. van de stam Aser Setur, de zoon van Michaël;
14. van de stam Naftali Nachbi, de zoon van Wofsi;
15. van de stam Gad Geüel, de zoon van Maki.
16. Dit zijn de namen der mannen, die Mozes uitzond om het land te verspieden; en Mozes noemde Hosea, de zoon van Nun, Jozua.