NBG-vertaling 1951

Numeri 13:28-33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

28. Het volk echter, dat in het land woont, is sterk en de steden zijn ommuurd en zeer groot, en ook de kinderen van Enak zagen wij daar;

29. Amalek woont in het Zuiderland, de Hethieten, Jebusieten en Amorieten wonen in het bergland, de Kanaänieten aan de zee en aan de oever van de Jordaan.

30. Daarop trachtte Kaleb het volk tot bedaren te brengen tegenover Mozes en zeide: Laat ons gerust optrekken en het in bezit nemen, want wij zullen het zeker kunnen vermeesteren.

31. Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tegen dat volk niet kunnen optrekken, want het is sterker dan wij.

32. Ook verspreidden zij onder de Israëlieten een kwaad gerucht omtrent het land dat zij verspied hadden, door te zeggen: Het land dat wij zijn doorgetrokken om het te verspieden, is een land dat zijn inwoners verslindt, en alle mensen die wij daar zagen, waren mannen van grote lengte.

33. Ook zagen wij daar de reuzen, Enakieten, die tot de reuzen behoren, en wij waren als sprinkhanen in onze eigen ogen en ook in hun ogen.